Met deze vier tips kom je al heel ver. 👍
Tip 1: Zorg voor een ‘veilig klimaat’.
Je anderstalige deelnemers kiezen er bewust voor om Nederlands te oefenen. Ze zijn niet verplicht om deel te nemen.
De Nederlandstalige gesprekspartners staan open voor diversiteit en de doelgroep. Ze willen bewust taaloefenkansen aanbieden en de anderstalige deelnemers ondersteunen.
Tip 2: Creëer een taalrijke omgeving.
Zorg ervoor dat anderstalige deelnemers op verschillende manieren Nederlands horen en praten, afhankelijk van hun noden.
De Nederlandstalige gesprekspartners passen hun taalgebruik zoveel mogelijk aan aan het taal- en opleidingsniveau van de anderstalige deelnemers.
Tip 3: Stimuleer interactie.
Je deelnemers krijgen voldoende kansen om zelf te spreken.
Tip 4: Geef positieve, constructieve feedback.
Fouten maken mag. Spreek eventueel met je anderstalige deelnemers af op welke momenten en op welke manier je mag corrigeren.
Op Start met een oefenkans lees je hoe je met deze tips aan de slag kan.