Naar de inhoud

Met deze vier tips kom je al heel ver. 👍

 

Tip 1: Zorg voor een ‘veilig klimaat’.

Je anderstalige deelnemers kiezen er bewust voor om Nederlands te oefenen. Ze zijn niet verplicht om deel te nemen.

De Nederlandstalige gesprekspartners staan open voor diversiteit en de doelgroep. Ze willen bewust taaloefenkansen aanbieden en de anderstalige deelnemers ondersteunen.

Tip 2: Creëer een taalrijke omgeving.

Zorg ervoor dat anderstalige deelnemers op verschillende manieren Nederlands horen en praten, afhankelijk van hun noden.

De Nederlandstalige gesprekspartners passen hun taalgebruik zoveel mogelijk aan aan het taal- en opleidingsniveau van de anderstalige deelnemers.

Mensen in België hebben veel dialecten en ze articuleren niet goed. En dat is moeilijk voor ons (als anderstaligen). Het is beter als je niet te snel praat en goed je mond open doet.
Ik gebruik heel vaak Google-afbeeldingen. In de winkel als ik een specifiek product wil en als ik de naam niet weet, toon ik de afbeelding, dat is heel makkelijk.

María Ximena García, deelnemer oefenkans
Lees de tips voor heldere communicatie

Tip 3: Stimuleer interactie.

Je deelnemers krijgen voldoende kansen om zelf te spreken.

Tip 4: Geef positieve, constructieve feedback.

Fouten maken mag. Spreek eventueel met je anderstalige deelnemers af op welke momenten en op welke manier je mag corrigeren.

 

Op Start met een oefenkans lees je hoe je met deze tips aan de slag kan.

‘Jullie krijgen een rondleiding van een groep speciale gidsen die Nederlands willen oefenen’, zeg ik dan. Het zou best kunnen dat de ou-klank of de v- of de b-klank net iets anders klinkt dan je gewoon bent. Dus doe extra moeite om te luisteren. En als je het echt niet begrijpt, mag je het natuurlijk vragen.

Petra Damen, publiekswerker bij Toneelhuis
Lees de tips van Toneelhuis

Terug naar vraag en antwoord